exploderen
- Geluid: exploderen (hulp, bestand)
- ex·plo·de·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontploffen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse exploser (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exploderen |
explodeerde |
geëxplodeerd |
zwak -d | volledig |
exploderen
- ergatief door een scheikundige of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten
- ▸ Een munitietrein die bedoeld was voor Finland was bij Krylbo geëxplodeerd, minstens dertig mensen waren gewond, een aantal zwaar, maar tot nu toe waren er nog geen doden gemeld.[4]
1.
- Het woord exploderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "exploderen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "exploderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ exploderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be