Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·plo·sief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord explosief explosieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het explosiefo

  1. ontplofbare stof of voorwerp
    • Om een explosief tot ontploffing te brengen is energie nodig. 
    • Een speciaal getrainde hond zoekt het terrein af op aanwezigheid van explosieven. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen explosief explosiever explosiefst
verbogen explosieve explosievere explosiefste
partitief explosiefs explosievers -

Bijvoeglijk naamwoord

explosief

  1. ontplofbaar
    • Nitroglycerine is een zeer explosieve stof. 
  2. plots veranderbaar, snel uitbreidend
    • Na de wedstrijd ontstond een explosieve sfeer. 
    • In de 19e eeuw kende de stad een explosieve groei. 
  3. snel boos wordend
    • Het lijkt een faux pas. Een kuchje op het verkeerde moment. ‘Sorry’, zegt het kamermeisje Abigail (Emma Stone) als de explosieve koningin Anne (Olivia Colman) haar vinnig aankijkt. ‘Ik denk dat ik een koutje heb gevat toen ik gisteren de kruiden plukte tegen uw jicht.’ [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen