uiteenspatten
- uit·een·spat·ten
- samenstelling van uiteen bw en spatten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uiteenspatten |
spatte uiteen |
uiteengespat |
zwak -t | volledig |
uiteenspatten
- ergatief explosief in vele kleine stukken of druppels uit elkaar vliegen
- De zeepbel spatte plotseling uiteen.
- Het woord uiteenspatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.