• ex·cur·sie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstapje’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1]
  • afgeleid van excurs met het achtervoegsel -ie
  • afgeleid van het Franse excursion [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord excursie excursies
verkleinwoord excursietje excursietjes

de excursiev [4]

  1. een uitstapje door een groep mensen, meestal met educatieve of amuserende doeleinden
    • De excursies zijn niet bij de prijs inbegrepen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]