evne
- ev·ne
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse werkwoord efna (Nederlands: inbrengen, uitvoeren, voltooien)
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord efni (Nederlands: materiaal, onderwerp)
Naar frequentie | 4034 |
---|
evne
- overgankelijk in staat zijn tot, (iets) kunnen, tot stand brengen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | evne | m: evnen v: evna |
evner | evnene |
genitief | evnes | m: evnens v: evnas |
evners | evnenes |
- capaciteit, macht, potentie, vaardigheid, vermogen
- aanleg, gave, talent (aangeboren vaardigheden)
- [1]: absorberingsevne
- [1]: arbeidsevne
- [1]: bæreevne
- [1]: forestillingsevne
- [1]: forplantningsevne
- [2]: evner og anlegg
vaardigheden en aanleg
- [2]: ha gode evner
begaafd zijn
- ev·ne
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse werkwoord efna (Nederlands: inbrengen, uitvoeren, voltooien)
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord efni (Nederlands: materiaal, onderwerp)
evne
- overgankelijk in staat zijn tot, (iets) kunnen, tot stand brengen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | evne | evna | evner | evnene |
evne, v
- capaciteit, macht, potentie, vaardigheid, vermogen
- aanleg, gave, talent (aangeboren vaardigheden)
- [1]: bereevne
- [1]: lasteevne
- [1]: taleevne
- [1]: yteevne
- [1]: økslingsevne
- [1]: etter evne
volgens vermogen, zo goed iemand iets kan doen
- [1]: over vermogen
over vermogen, meer dan een (normaal) iets kan doen