1. Een espada aan het werk.
  • es·pa·da
  • van Spaans espada, in de betekenis 'stierenvechter' aangetroffen vanaf 1846 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord espada espada's
verkleinwoord - -

de espadam

  1. (beroep) (Spanje) iemand die in een ritueel evenement met een zwaard een stier bevecht
    • 's Morgens wordt Christus met de lans doorstoken en 's middags ondergaat taurus hetzelfde lot maar met de espada. [2]
    • Cuchares, de beroemde espada, door de tegenwoordigheid der koninklijke familie in vuur gebragt, kapte den stier. Kappen of "caper" beteekent het dier met eene zijde "cape", regenmantel, op 5 voeten afstands van zijne horens, te sarren. De espada zet daarbij zijn leven op het spel. [3]
21 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[4]


  • es·pa·da
enkelvoud meervoud
espada espadas

espada m

  1. stierenvechter, matador
  2. zwaardvechter
  3. (straalvinnigen) zwaardvis

espada v

  1. zwaard
  2. schoppen (kaartspel)


espada

  1. zwaard
  2. zwaardvis