toreador
- to·re·a·dor
- van Spaans toreador, in de betekenis van ‘stierenvechter’ voor het eerst aangetroffen in 1791 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toreador | toreadors toreadores |
verkleinwoord | toreadorretje | toreadorretjes |
de toreador m
1. zie: stierenvechter
- Het woord toreador staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toreador" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "toreador" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ toreador op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be