Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwaard
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘recht steekwapen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaard zwaarden
verkleinwoord zwaardje zwaardjes

Zelfstandig naamwoord

het zwaardo

  1. een lang, scherp voorwerp, vaak van ijzer gemaakt, dat werd gebruikt als wapen; tegenwoordig heeft het eerder een symbolische waarde
  2. (heraldiek) afbeelding van een zwaard op een blazoen
  3. (scheepvaart) plaat midden in een schip (midzwaard) of aan weerszijden van een schip (zijzwaard) met als doel het verlijeren tegen te gaan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • Een tweesnijdend zwaard
Een zwaard met twee scherpe kanten, (fig.) De uitgevoerde actie heeft twee kanten, meerdere gevolgen
  • Het zwaard trekken
Het zwaard uit de schede halen, (fig.) De strijd in gang zetten
  • Naar het zwaard grijpen
Ten strijde trekken
  • Tot het zwaard veroordeeld worden
Veroordeeld worden tot onthoofding met een zwaard
  • Het zwaard van Damocles
Een dreigend gevaar dat voortdurend nabij blijft
  • Het zwaard der gerechtigheid
Wraak die ten uitvoer wordt gebracht
  • Het zwaard aangorden
Gaan vechten, een gewapende oplossing kiezen
  • Zich op zijn zwaard storten
Zelfmoord plegen middels een zwaard
  • Iets te vuur en te zwaard verwoesten
Grote verwoesting zaaien door branden en moorden
  • Iets te vuur en te zwaard bestrijden/verdedigen
(figuurlijk) Iets zeer actief bestrijden of juist verdedigen
  • De pen is machtiger dan het zwaard
Met woorden kun je meer bereiken dan met vechten/geweld
  • Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard vergaan
<bijbel> Wie agressie uitdraagt, zal in reactie daarop zelf ook met agressie geconfronteerd worden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen