1. enkelsok
  • en·kel·sok
enkelvoud meervoud
naamwoord enkelsok enkelsokken
verkleinwoord enkelsokje enkelsokjes

de enkelsokv / m

  1. korte kous die niet boven het enkelgewricht komt en die vaak gedragen word in lage schoenen; in de 21e eeuw vooral gebruikt voor sokken die niet boven de rand van een lage schoen uitkomen
    • In die schoenen draag ik altijd een enkelsok zodat het net lijkt alsof ik geen sokken aan heb. 
     Het bedrijfje speelt in op de modetrend waarbij broeken worden opgerold bij het dragen van sneakers. "Wij willen toe naar een enkelsok met aan de bovenkant een elastische band die je ook ziet bij boxershorts", gaat Willem verder. "Dan zit je sok een stuk comfortabeler en zakt hij nooit meer af. En de merknaam is op die elastische band veel beter zichtbaar dan op gewoon geweven stof."[1]
     Een andere tennis-ster schiep de mode van de enkelsokken, die over de kousen werden gedragen en waarvan het bovenstuk werd opgerold tot juist boven de schoenen.[2]
  1.   Weblink bron
    Vermeeren, F.
    Een enkelsok die nooit afzakt: Fontys-studenten zijn ondernemers van het jaar (4 juni 2019) in: site Omroep Brabant  
  2.   Weblink bron Londensch aanteekenboek. Billie in bloote beenen. in: Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant, nr. 113 (14 mei 1927), p. 8 kol. 2