endogeen
- en·do·geen
- In de betekenis van ‘uit het binnenste voortkomend’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- met het voorvoegsel endo- en met het achtervoegsel -geen [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | endogeen | endogener | endogeenst |
verbogen | endogene | endogenere | endogeenste |
partitief | endogeens | endogeners | - |
endogeen
- (medisch) van binnen uit
1. van binnen uit
- Het woord endogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "endogeen" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "endogeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ endogeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be