• ein·de·reeks
enkelvoud meervoud
naamwoord eindereeks eindereeksen
verkleinwoord eindereeksje eindereeksjes

de eindereeksv / m

  1. (economie) product dat men niet meer produceert en nog niet verkocht heeft
     De meeste spullen zijn tweedehands, maar Tipi's verkoopt ook nieuwe eindereeks-artikelen.[1]
     Op zijn achttiende zouden pa en ma hem het geld voor een eerste auto voorschieten om dagelijks van Aalst naar studiestad Gent te rijden. Ik hoopte op een 500-tje, maar pa was nuchter en kocht me een Lancia Delta, toen een koopje als eindereeks.[1]
  1. 1,0 1,1   Weblink bron
    Peter Bakema
    “Vlaams-Nederlands woordenboek” (2004), DBNL