• een·voud
enkelvoud meervoud
naamwoord eenvoud -
verkleinwoord - -

de eenvoudm

  1. afwezigheid van pracht en praal
    • mooi in al zijn eenvoud 
  2. dat iets niet ingewikkeld of complex is
    • Eenvoud is een kenmerk van het ware. 
     Het was prachtig en overweldigend geweest in de bergen maar ik verlangde naar de eenvoud en openheid van de woestijnheuvels van Noord-Californië die nu voor me lagen. Ik was lang genoeg uit mijn comfortzone geweest en verlangde naar de comfortzone die voor me lag.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. eenvoud op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be