eenvoud
- een·voud
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenvoud | - |
verkleinwoord | - | - |
de eenvoud m
- afwezigheid van pracht en praal
- mooi in al zijn eenvoud
- dat iets niet ingewikkeld of complex is
- Eenvoud is een kenmerk van het ware.
- ▸ Het was prachtig en overweldigend geweest in de bergen maar ik verlangde naar de eenvoud en openheid van de woestijnheuvels van Noord-Californië die nu voor me lagen. Ik was lang genoeg uit mijn comfortzone geweest en verlangde naar de comfortzone die voor me lag.[2]
1. afwezigheid van pracht en praal
- Het woord eenvoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenvoud" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ eenvoud op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be