eenlobbig
- een·lob·big
- samenstelling van een tw en lobbig bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | eenlobbig |
verbogen | eenlobbige |
partitief | eenlobbigs |
eenlobbig [1]
- (plantkunde) een zaadlob hebbend
- (figuurlijk) simpel, primitief en eenvoudig zijnd
- U kent het misschien. Twee bedieningspanelen. Het ene heeft één knopje, aan/uit. Het andere tientallen. Het ene heet Man, het andere Vrouw. Of Homme/Femme. Of Man/Woman. In de wereldtalen van het net. De boodschap luidt, al van in de jagersholen: de man is eenlobbig, de vrouw peilloos. [2]
- [1] monocotyledonen
- Het woord eenlobbig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenlobbig" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 13 FEBRUARI 2016 Bernard Dewulf Knop
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be