dusdanig
- dus·da·nig
- In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1]
- Samenstellende afleiding van dus en doen met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | dusdanig |
verbogen | dusdanige |
partitief | dusdanigs |
dusdanig
- als antecedent: met die eigenschappen dat
- Hij koos een dusdanig bereik dat de meting niet van de schaal zou lopen.
- In dusdanige concentraties is deze stof niet bijster gevaarlijk.
dusdanig
- als antecedent: in die mate dat
- Hij was dusdanig geschrokken dat hij maar naar huis ging.
- Het horloge was dusdanig kostbaar dat hij het niet kon betalen.
1. in die mate
- Het woord dusdanig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dusdanig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "dusdanig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dusdanig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be