duool
- du·ool
- Afgeleid van het Italiaanse duo (twee)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duool | duolen |
verkleinwoord | duooltje | duooltjes |
- (muziek) een tweetal muzieknoten of rusten op een plaats waar het gewone patroon, driedelig is.
- Als symbool voor de duool hanteert men twee metrische nootsymbolen met de toevoeging “2” of bijv. “2:3”.
- Het woord 'duool' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.