• oc·tool
  • Afgeleid van het Latijnse octo (acht).
enkelvoud meervoud
naamwoord octool octolen
verkleinwoord octooltje octooltjes

de octoolv / m

  1. (muziek) een groepje met een ongewoon aantal van acht muzieknoten of rusten, op een plaats waar het gewone patroon, driedelig is en bijv. 3, 6 of 9 noten zou bevatten.
    • Als symbool voor de octool markeert men acht gewone nootsymbolen met een toevoeging, bijv.: “8” of “8:6”.