• de·ci·mool

Afgeleid van het Latijnse decem (tien)

enkelvoud meervoud
naamwoord decimool decimolen
verkleinwoord decimooltje decimooltjes

de decimoolv / m

  1. (muziek) een groepje met een van het gewone patroon afwijkend aantal van tien muzieknoten of rusten
    • Als symbool voor de decimool markeert men negen gewone nootsymbolen met een toevoeging, bijv.: “10” of “10:9”.