druilerig
- drui·le·rig
- afgeleid van druiler met het achtervoegsel -ig
- Naamwoord van handeling van druilen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | druilerig | druileriger | druilerigst |
verbogen | druilerige | druilerigere | druilerigste |
partitief | druilerigs | druilerigers | - |
druilerig
- lusteloos
- somber, regenachtig weer
- Het woord druilerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "druilerig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be