droomgezicht
- droom·ge·zicht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droomgezicht | droomgezichten |
verkleinwoord |
het droomgezicht o
- beeld dat men in zijn dromen heeft gezien; iets waarvan men droomt maar nooit werkelijkheid zal worden
- ▸ Nevel alom, dan, uit diezelfde nevel geboetseerd, die deftige gestalten, welke tijdelijke samenpakking vervolgens weer diffundeerde tot nevel, nevel alom — een droomgezicht.[2]
- ▸ Bijbelwetenschappers zijn het er in het algemeen over eens dat de droom van Nebukadnezar uit hoofdstuk 2 en het droomgezicht van Daniël uit hoofdstuk 7 met elkaar samenhangen. In beide hoofdstukken gaat het om het Koninkrijk Gods.[3]
1. beeld dat men in zijn dromen heeft gezien; iets waarvan men droomt maar nooit werkelijkheid zal worden
- Het woord droomgezicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron M. C. J. Wielenga“„Aramees als levende taal zal uitsterven”” (5 november 2003), Reformatorisch Dagblad