draaier
- draai·er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | draaier | draaiers |
verkleinwoord | draaiertje | draaiertjes |
de draaier m
- (beroep) iemand die met een draaibank werkt
- Hij is een ervaren draaier die prachtig werk aflevert.
- (anatomie) de tweede wervel in de hals, net onder de atlas
- iemand die niet voor de waarheid uitkomt, draaikont
- Hij liegt niet maar de waarheid hoor je ook niet, het is een echte draaier.
- vrouwenversierder, playboy [2]
1. iemand die met een draaibank werkt
- Het woord draaier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "draaier" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ draaier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be