dorpsgek
- dorps·gek
- samenstelling van dorp en gek met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpsgek | dorpsgekken |
verkleinwoord |
de dorpsgek m
- een figuur die bekend staat als een raar persoon
- De kinderen moeten lachen om de dorpsgek, maar ze zijn er ook wel een beetje bang voor.
- Advocaat Gerard Spong: „Op het eerste gezicht denk je dat je met de dorpsgek te maken hebt, maar hij is allesbehalve dat. Ik heb grote bewondering voor zijn kennis van het recht.” [2]
- zonderling, dwaas, dorpsidioot, dorpszot
- persoon die een klap van de molenwiek heeft gehad
- Het woord dorpsgek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dorpsgek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ dorpsgek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Thomas Rueb 17 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be