doping
- do·ping
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebruiken van stimulerende middelen in sport’ voor het eerst aangetroffen in 1930 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doping | - |
verkleinwoord | - | - |
- (medisch) stimulerende (genees)middelen
- (sport) het gebruiken van stimulerende middelen die de sportprestaties oneerlijk beïnvloeden en daarom verboden is
- Een aantal renners zijn betrapt op het gebruik van doping.
1. stimulerende (genees)middelen
2. het gebruik van stimulerende middelen in sport
- Het woord doping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doping" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doping" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doping op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
doping m
- IPA: /dɔpɪŋk/
- do·ping
- Zie Wikipedia voor meer informatie.