doorluchtig
- Geluid: doorluchtig (hulp, bestand)
- IPA: /dorˈlʏxtəx/
- door·luch·tig
- In de betekenis van ‘verheven’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- van Middelnederlands dorelichtich, een leenvertaling van Latijn perillustris
- Samenstellende afleiding van door en licht met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | doorluchtig | doorluchtiger | doorluchtigst |
verbogen | doorluchtige | doorluchtigere | doorluchtigste |
partitief | doorluchtigs | doorluchtigers | - |
doorluchtig [3]
- waarvan de roem overal heen uitstraalt, verheven
- licht en lucht doorlatend
- Het woord doorluchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorluchtig" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "doorluchtig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doorluchtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be