Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·krui·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorkruisen
doorkruiste
doorkruist
zwak -t volledig

Werkwoord

doorkruisen [1]

  1. overgankelijk geheel door een bepaald gebied heenreizen
    • Zij doorkruisten de Sahara op hun kamelen. 
     Doordat we niet altijd vaste paden volgden, werden we soms aan lange klimtouwen aan elkaar verbonden om steile sneeuwvlaktes te doorkruisen.[2]
  2. overgankelijk (politiek) op een wijze handelen die geheel in strijd is met een bepaald beleid en daardoor dit beleid te niet doet
    • De lidstaten doorkruisten daarmee het Europese beleid op het gebied van de begrotingsdiscipline. 
  3. door iets heen gaan
    • Je mag een begrafenisstoet niet doorkruisen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorkruisen
kruiste door
doorgekruist
zwak -t volledig

Werkwoord

doorkruisen

  1. overgankelijk met een kruis doorhalen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be