• door·krui·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorkruisen
kruiste door
doorgekruist
zwak -t volledig [A]

[A] dóórkruisen

  1. overgankelijk met een kruis doorhalen
     Wanneer er meerdere deelnemers hetzelfde hebben opgeschreven, moeten ze dit vakje doorkruisen.[3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorkruisen
doorkruiste
doorkruist
zwak -t volledig [B]

[B] doorkrúísen

  1. overgankelijk geheel door een bepaald gebied heenreizen
    • Zij doorkruisten de Sahara op hun kamelen. 
     Doordat we niet altijd vaste paden volgden, werden we soms aan lange klimtouwen aan elkaar verbonden om steile sneeuwvlaktes te doorkruisen.[4]
  2. overgankelijk (politiek) op een wijze handelen die verwachtingen of voornemens van anderen verstoort
    • De lidstaten doorkruisten daarmee het Europese beleid op het gebied van de begrotingsdiscipline. 
     De Saoedische regering heeft donderdag pelgrimstochten naar de voor moslims heilige plaatsen Mekka en Medina tot nader order opgeschort om besmetting met het nieuwe coronavirus te voorkomen. (…) Het Saoedische besluit kan de plannen van miljoenen islamitische pelgrims doorkruisen.[5]
  3. dwars door iets heen gaan
    • Je mag een begrafenisstoet niet doorkruisen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Een methodiek om te peilen naar de beginsituatie: Omgekeerde bingo” op ambrassade.be
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Weblink bron
    Floris van Straaten
    “Coronavirus doorkruist hadj in Saoedi-Arabië” (27 februari 2020) op nrc.nl  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be