• door·krui·sing
enkelvoud meervoud
naamwoord doorkruising doorkruisingen
verkleinwoord

de doorkruisingv

  1. het teniet doen van iets
     Nu het om iets veel onschuldigers ging, een kleine doorkruising van hun plannen, maakte hij zichzelf wijs dat zijn stemming er onherstelbaar door was aangetast.[2]
     De voorzieningenrechter stelde JTI in het ongelijk: de gemeente Twenterand heeft het recht om een dwangsom van 200.000 euro op te leggen en ook te innen. De rechter volgde de gemeente: er is geen zicht op legalisatie aan de Hammerweg, want dat zou een doorkruising betekenen van het beleid dat is gericht op het handhaven van het oorspronkelijke karakter van de historische lintbebouwing in Vriezenveen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Dwangsom JTI terecht opgelegd” (23-02-2012), Tubantia