Nederlands

 
Een doeblang van de Maleise hulptroepen van de Nederlanders, op West-Sumatra tijdens de Padri-oorlog  .
Uitspraak
Woordafbreking
  • doe·blang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doeblang doeblangs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de doeblangm

  1. (militair) (beroep) (Nederlands-Indië, met name op Sumatra) inheemse militair
      Gij allen ziet mij aan met oogen als bullebakken, en gij plaatst twaalf doeblangs met de hand aan het zwaard achter mijn zetel.[4]
  2. (ordehandhaving) (beroep) (Nederlands-Indië, met name op Sumatra) inheemse politieman of lijfwacht
      Een aantal doeblangs, in hunne scharlaken kleeding en witte tulbanden, volgen hem met eene vermakelijke deftigheid.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    P.J. Veth
    Oostersche woorden in de Nederlandsche taal. in: De Gids., jrg. 31 deel 1 nr. 3 (maart 1867), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 425
  2.   Weblink bron
    R.K. Kuiper
    “Encyclopaedisch Woordenboek. Deel 1” (1912), Uitgevers-maatschappij "Elsevier", Amsterdam, p. 402 kol. 2
  3. Dubalang op de Minangkabause Wikipedia  
  4.   Weblink bron
    W.A. van Rees.
    Indische typen. V. Een Oud-Indisch officier. XXXIII. in: De Tijdspiegel., jrg. 23 nr. 9 (september 1866), D.A. Thieme, Arnhem, p. 293
  5.   Weblink bron
    T.I. Willer
    Verzameling der Battahse wetten en instellingen in Mandheling en Pertibie; gevolgd van een overzigt van land en volk in die streken in: Tijdschrift voor Neerland's Indië, jrg. 8 deel 2 nr. 19 (1846), Drukkerij van het Bataviaasch Genootschap, Batavia, p. 324