dispenseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dispenseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dispenseren | te dispenseren | ||||||
toekomend | zullen dispenseren | te zullen dispenseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedispenseerd | te hebben gedispenseerd | ||||||
toekomend | gedispenseerd zullen hebben | gedispenseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
dispenserend | gedispenseerd | ev. dispenseer |
mv. verouderd dispenseert |
dispensere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | dispenseer | dispenseert | dispenseert | dispenseert | dispenseert | dispenseren | dispenseren | dispenseren | |
verleden (o.v.t.) | dispenseerde | dispenseerde | dispenseerde | dispenseerde | dispenseerde | dispenseerden | dispenseerden | dispenseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal dispenseren | zult/zal dispenseren | zult/zal dispenseren | zult dispenseren | zal dispenseren | zullen dispenseren | zullen dispenseren | zullen dispenseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dispenseren | zou dispenseren | zou(dt) dispenseren | zoudt dispenseren | zou dispenseren | zouden dispenseren | zouden dispenseren | zouden dispenseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedispenseerd | hebt gedispenseerd | hebt/heeft gedispenseerd | hebt gedispenseerd | heeft gedispenseerd | hebben gedispenseerd | hebben gedispenseerd | hebben gedispenseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gedispenseerd | had gedispenseerd | had gedispenseerd | hadt gedispenseerd | had gedispenseerd | hadden gedispenseerd | hadden gedispenseerd | hadden gedispenseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedispenseerd hebben | zal/zult gedispenseerd hebben | zult/zal gedispenseerd hebben | zult gedispenseerd hebben | zal gedispenseerd hebben | zullen gedispenseerd hebben | zullen gedispenseerd hebben | zullen gedispenseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedispenseerd hebben | zou gedispenseerd hebben | zou/zoudt gedispenseerd hebben | zoudt gedispenseerd hebben | zou gedispenseerd hebben | zouden gedispenseerd hebben | zouden gedispenseerd hebben | zouden gedispenseerd hebben |