disorde
- dis·or·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | disorde | disordes |
verkleinwoord |
- situatie waarbij regelmatige ordening ontbreekt
- rotzooi, ontreddering, ontsteltenis, wanordelijkheid, ordeloosheid, knoeiboel, onrust, confusie, wanorde, chaos
- Het woord 'disorde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "disorde" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ disorde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be