ordeloosheid
- or·de·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ordeloosheid | ordeloosheden |
verkleinwoord |
de ordeloosheid v
- het ordeloos zijn
- De ordeloosheden in Parijs zijn door de politie onderdrukt.
- Het woord ordeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.