wanordelijkheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  wanordelijkheid    (hulp, bestand)
• IPA: / wɑnˈɔrdələkˌhɛit / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• wan·or·de·lijk·heid

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van wanordelijk met het achtervoegsel -heid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	wanordelijkheid	wanordelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wanordelijkheid v

1. verstoring van de openbare orde

   • Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. (Grondwet Artikel 6) 

2. gebrek aan discipline

   • Met de lichtvaardige broeder werd de omgang alras verbroken wegens de wanordelijkheid, meer wegens de blaam door Servatius op de naam geworpen met zijn zwieren en rinkelrooien, streken en schulden, waarin zelfs de hand van de schout gemoeid werd. 

3. ontbreken van regelmaat

   • Verderop knarsten cementmolens. Metselaars brachten met hun troffels tinkelende interpuncties aan in het onophoudelijke geraas, waarvan de wanordelijkheid ons aan een reusachtige afwas deed denken. 

Opmerkingen

• Voor betekenis [1] "verstoring van de openbare orde" wordt meestal het meervoud "wanordelijkheden" gebruikt.

Synoniemen

• [1] chaos, ongeregeldheid, puinhoop, zooitje
• [2] losbandigheid

Antoniemen

• ordelijkheid

Gangbaarheid

• Het woord wanordelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.