Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dif·fe·ren·ti·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘de verschillen aanwijzend’ voor het eerst aangetroffen in 1620 [1]
  • afgeleid van differentie met het achtervoegsel -eel
enkelvoud meervoud
naamwoord differentieel differentiëlen
verkleinwoord differentieeltje differentieeltjes

Zelfstandig naamwoord

het differentieelo

  1. (werktuigbouwkunde) tandwielconstructie waarmee met één aandrijvende as twee uitgaande assen met verschillende snelheden kunnen worden aangedreven
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen differentieel differentiëler differentieelst
verbogen differentiële differentiëlere differentieelste
partitief differentieels differentiëlers -

Bijvoeglijk naamwoord

differentieel

  1. gerelateerd aan/uitgaand van verschillen of verschillen aanwijzend
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen