• die·sel·mo·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord dieselmotor dieselmotoren, dieselmotors
verkleinwoord dieselmotortje dieselmotortjes

de dieselmotorm

  1. (motortechniek) motor, aangedreven door gasolie die fijn verdeeld in de cilinders gespoten wordt, waar zij door hoge druk en hoge temperatuur vanzelf ontbrandt
     Het was nog pikkedonker toen ik wakker schrok van een hard geluid. Het leek verdacht veel op het geronk van een dieselmotor.[4]
     „Dank jullie wel. Het is goed dat jullie gekomen zijn,” zegt Distel na 120 seconden. De groep mensen gaat uiteen. Anderen pakken hun afgebroken gesprek weer op. Brandweermannen brengen een groet. Een witte auto start zijn dieselmotor en rijdt weg. De burgemeester hurkt voor het monument en kijkt naar de namen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. dieselmotor op website: Etymologiebank.nl
  3. "dieselmotor" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Weblink bron
    Maarten Schoon
    “Burgemeester Roelof Bleker herdenkt vuurwerkramp Enschede in stilte: ‘Goed om hier zoveel mensen te zien’” (13 mei 2022), Tubantia