Nederlands

 
diepblauwe korenbloem
Uitspraak
Woordafbreking
  • diep·blauw
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen diepblauw diepblauwer diepblauwst
verbogen diepblauwe diepblauwere diepblauwste
partitief diepblauws diepblauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

diepblauw [1]

  1. een intens blauwe kleur
    • Het biljet heeft, net als het nieuwe vijfje, drie nieuwe echtheidskenmerken: een portretwatermerk, een portrethologram en een smaragdgroen cijfer. Dat verandert van kleur, van smaragdgroen naar diepblauw en produceert een op en neer bewegend lichteffect. [2] 
    • Sterrenvisagist Leco van Zadelhoff bedankt zijn vriendinnengroep, onder wie zijn besties Caroline Tensen en Leontine Borasto, met wie hij deze week in Marrakesh zijn 50ste verjaardag vierde. Allen helemaal stylish in diepblauw gekleed. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen