diafragma
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·a·frag·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘middenrif’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1660 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verstelbare lensopening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1885 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diafragma | diafragma's |
verkleinwoord | diafragmaatje | diafragmaatjes |
Zelfstandig naamwoord
het diafragma o
- (optica) (fotografie) de opening in een lichtdichte laag in of bij een lens om de hoeveelheid door te laten licht te regelen
- (biologie) middenrif
- tussenwand van poreus materiaal, bv. gebruikt bij elektrolyse
Afgeleide begrippen
- [1] diafragmagetal
Verwante begrippen
- [1] lens
- [2] middenrifademhaling
Vertalingen
1. de opening in een lichtdichte laag in of bij een lens om de hoeveelheid door te laten licht te regelen
Gangbaarheid
- Het woord diafragma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diafragma" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "diafragma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- dia·frag·ma
enkelvoud | meervoud |
---|---|
diafragma | diafragmas |
Zelfstandig naamwoord
diafragma m