deurknop
- deur·knop
- samenstelling van deur en knop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deurknop | deurknoppen |
verkleinwoord | deurknopje | deurknopjes |
de deurknop m
- een handvat waarmee men een deur kan openen of (af)sluiten
- De oude deurknop paste niet bij de nieuwe deur.
- ▸ Jeroen legde zijn hand op de deurknop en draaide. Tot hun grote verbazing was de deur niet op slot. Jeroen duwde voorzichtig, waarna ze het kantoor binnenstapten.[1]
1. een handvat waarmee een deur wordt geopend of gesloten
- Het woord deurknop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deurknop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be