desastreus
- Geluid: desastreus (hulp, bestand)
- de·sas·treus
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rampspoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse désastreux (met het achtervoegsel -eus) [2] of daarvoor van het Latijnse astro (ster) met het voorvoegsel dis- [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | desastreus | desastreuzer | desastreust |
verbogen | desastreuze | desastreuzere | desastreuste |
partitief | desastreus | desastreuzers | - |
desastreus
- rampzalig, catastrofaal, funest, vernietigend
- Het referendum in Nederland over het associatieverdrag met Oekraïne heeft een „desastreus resultaat” opgeleverd. Dat heeft premier Rutte maandag gezegd bij een bijeenkomst met parlementariërs uit EU-landen in de Ridderzaal. De premier zei verder dat het nog altijd mogelijk is dat Nederland het akkoord met Oekraïne als enige EU-lidstaat niet tekent.[4]
- Het woord desastreus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "desastreus" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "desastreus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ desastreus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC 14 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be