• fu·nest
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verderfelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1801 [1]
  • afgeleid van het Franse funeste of daarvoor van het Latijnse 'funestus' (dodelijk, noodlottig)
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen funest funester (funestst) *
verbogen funeste funestere (funestste) *
partitief funests funesters -

funest

  1. fataal, noodlottig, verderfelijk, rampzalig, desastreus, heilloos
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest funest(e)" worden gebruikt. [2] [3]
97 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]
  1. "funest" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  3.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be