• den·ke
vervoeging van
denken

denke

  1. aanvoegende wijs van denken
    • Men denke niet dat daar alles mee was gezegd. 


  • den·ke
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie denke/vervoeging
onbepaalde
wijs
denke
verleden
tijd
(er) hot gedenkt
voltooid
deelwoord
gedenkt
enkelvoud meervoud
1e persoon ich denk mir / mer denke
2e persoon du denkscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
denkt
denke
denke
denkt
denke
denke
3e persoon er denkt sie denke
sie denkt
es denkt

denke

  1. onovergankelijk, overgankelijk denken

denke

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
    «mir denke»
    wij / we denken

denke

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
    «dihr / der / ihr / er / nihr / ner denke»
    jullie denken
  • (dihr / der / ihr / er ) denkt

denke

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van denke
    «sie denke»
    zij / ze denken