• ge·den·ke
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie gedenke/vervoeging
onbepaalde
wijs
gedenke
verleden
tijd
(er) iss gedenkt
voltooid
deelwoord
gedenkt
enkelvoud meervoud
1e persoon ich gedenk mir / mer gedenke
2e persoon du gedenkscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
gedenkt
gedenke
gedenket
gedenkt
gedenke
gedenke
3e persoon er gedenkt sie gedenke
sie gedenkt
es gedenkt

gedenke

  1. gedenken
  2. herdenken