• dek·king
enkelvoud meervoud
naamwoord dekking dekkingen
verkleinwoord dekkinkje dekkinkjes

de dekkingv

  1. het op elkaar passen
    • Die twee vormen zijn niet tot dekking te brengen. 
  2. bescherming tegen geraakt te worden bij een schietpartij
    • De rotsen boden enige dekking in het vuurgevecht dat erop volgde. 
  3. (schaak) de mogelijkheid terug te slaan wanneer een stuk geslagen wordt
  4. een gebeurtenis valt onder de dekking van een verzekering als de verzekeringsmaatschappij geld moet uitkeren als die gebeurtenis plaats vind
    • Het moedwillig vernielen van iets valt meestal niet onder de dekking van een schadeverzekering. 
  • dekking zoeken
bescherming zoeken op een veilige plek
Wij zochten dekking onder een afdakje toe het hard begon te regenen.
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]