deerne
- deer·ne
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deerne | deernen |
verkleinwoord | deerntje | deerntjes |
de deerne v
- jong onschuldig meisje
- Er komt nu iemand van de thuiszorg die me onder de douche zet. Ik voel me net een kindje. Sta je daar naakt te wezen, terwijl zo'n prachtige deerne je wast. Zó komisch. Ik moet er elke dag weer om schateren. [2]
- Een Spaanse soldaat lag tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) nabij Eindhoven gelegerd. Daar verwekte deze Don Juan één of meer kinderen bij een lokale deerne. En toen hij in Duitsland moest vechten, schoot hij ook niet alleen met zijn musket. [3]
- ▸ Hoewel ma oogt als een jonge deerne, loopt ze al aardig tegen de zestig.[4]
1. jong onschuldig meisje
- Het woord deerne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deerne" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ deerne op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia A. Gelder 19 juni 2015, Liesbeth List: Ramses zou zó trots op me zijn geweest
- ↑ Tubantia A. Mandemaker 27 november 2015 Spaanse soldaat bracht 'fout gen' naar Eindhoven
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be