griet
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: griet (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χrit/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrit/
Woordafbreking
- griet
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
- In de betekenis van ‘steltloper’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | griet | grieten |
verkleinwoord | grietje | grietjes |
Zelfstandig naamwoord
griet v
- (pejoratief), (informeel) jonge vrouw, meisje
- Wat een aardig grietje is ze aan het worden.
- (vogels) Limosa limosa grutto
- (vissen) Scophthalmus rhombus een straalvinnige vis uit de familie van tarbotachtigen Scophthalmidae
- De griet is een platvis die voorkomt in gematigde wateren.
Vertalingen
1. jonge vrouw, meisje
2. grutto
3. vissoort
Gangbaarheid
- Het woord griet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "griet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.