deern
  • deern
enkelvoud meervoud
naamwoord deern deerns
verkleinwoord deerntje deerntjes

de deernv

  1. jonge, frisse, welvarende vrouw van het platteland
    • De 27-jarige melkveehouder stal direct de harten van de vrouwelijke kijkers, zoals uit de eerste reacties blijkt. ,,Hij was gewoon zichzelf’’, prijst een kameraad van hem. Een stoere boer die op zoek is naar een dito deern. Frans zelf doet er het zwijgen toe, want van de KRO mag hij geen interviews geven. [3] 
    • De ‘deerns’ hadden het stichtingsbestuur van De Mallumse Deerns gevraagd de organisatie van het koor om te vormen tot een vereniging. Dirigent/oprichter en stichtingsbestuurder Joop Dijkman zou de dissidenten hebben meegedeeld dat De Mallumse Deerns hoe dan ook een stichting blijft, en dat wie zich daar niet in kon vinden, geen ‘deern’ weer was. De dames waren furieus. Meer over deze rel in de krant van dinsdag. [4] 
72 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[5]