vrijster
- vrij·ster
- Naamwoord van handeling van vrijen met het achtervoegsel -ster [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijster | vrijsters |
verkleinwoord | vrijstertje | vrijstertjes |
de vrijster v
- ongetrouwde vrouw
- De oude vrijster was altijd chagrijnig.
- De ziel is Weldra, het adoptiekind van juffrouw van Aerden. Zij was oorspronkelijk een weesmeisje uit een Londense achterbuurt en droeg een andere naam, maar werd door haar pleegmoeder herdoopt tot ‘Weldra de Winnenbergh’, een onwaarschijnlijke naam die de vrijster als bij ingeving voor haar bedacht. [2]
- beminde of minnende vrouw die nog niet getrouwd is
- Acanthus toont een felgekleurde populaire gravure uit circa 1680, met als thema `de vrijstersboom'. Op deze amusante volksprent staat een groep smachtende vrouwen onder een pereboom die beladen is met aantrekkelijke mannen. `Dit zijn de peeren die vrijsters begeeren,' meldt het onderschrift. [3]
- speculaaspop die een ongetrouwde vrouw voorstelt
- Dit verschijnsel komt nog steeds voor en verwijst naar een zeventiende-eeuws gebruik bij verliefde jongeren om een (soms heimelijk) aanbeden meisje of jongeman met Sinterklaas een vrijer/vrijster van speculaas te geven als gebaar van grote genegenheid. [4]
- [1] oude vrijsterongetrouwde vrouw (met de ondertoon dat ongehuwd zijn niet goed is)
- [2] vrouwelijke vorm van vrijer
- Het woord vrijster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijster" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Cumps, D."Ziel en correspondentie in het Keizerrijk. Psychomachie en psychokritiek. Over enkele van Bordewijks ‘correspondentieverhalen’" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 118 nr. 2 (2008) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 302; geraadpleegd 2018-12-15
- ↑ NRC Arie van den Berg 17 februari 1999
- ↑ Booy, F."Sinterklaas zat te denken...Een korte geschiedenis van het sinterklaasgedicht" in: Literatuur. jrg. 20 nr. 8 (december 2003) Amsterdam University Press, Amsterdam; p. 31; geraadpleegd 2018-12-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be