daartoe
- daar·toe
- samenstelling van daar en toe
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | toe | |
persoonlijk | ertoe | |
aanwijz. | nabij | hiertoe |
veraf | daartoe | |
vragend/betrekk. | waartoe |
(scheidbaar)
daartoe
- aanwijzend veraf: *tot+dat, tot+die:
- Hij behoort daartoe.
- Hij behoort daar niet toe.
- met dat doel, daarom
- Hij wilde meer gelijkheid van inkomen en daartoe diende hij een wetsvoorstel in dat een basisinkomen zou invoeren.
- onder dwang van het volgende het eerste doen
- Ik doe dit alleen maar als ik daartoe gedwongen word door de rechter.
- Het woord daartoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daartoe" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be