basisinkomen
- ba·sis·in·ko·men
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basisinkomen | basisinkomens |
verkleinwoord | - | - |
het basisinkomen o
- (economie) uitkering die van staatswege wordt verstrekt, ook als men niet werkt (individueel, onconditioneel)
- Zwitsers stemmen massaal tegen basisinkomen voor elke burger [2]
- (financieel) grondinkomen zonder toeslagen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord basisinkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.