• daar·om
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     om  
 persoonlijk     erom  
aanwijz.   nabij     hierom  
  veraf     daarom  
  vragend/betrekk.     waarom  

(scheidbaar)
daarom

  1. aanwijzend (ver af) om+dat, om+die: met die reden
    • Het regende hard en daarom deed ik het raam dicht. 
    • Daar deed hij het om. 
    • Toen de lerares geen antwoord kon geven op de vraag waarom het Nederlands zo moeilijk is, gaf ze als antwoord daarom. Waarop ik antwoordde: daarom is geen reden, als je van de trap afvalt ben je gauw beneden! 
    • Hij trok een gek gezicht en daar moest ik om lachten. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be