• IPA: /tsʊkraːr̝̊skiː/


  • cu·k·rář·ský
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord cukrář met het achtervoegsel -ský.

cukrářský

  1. banketbakkers-, suikerbakkers-; met betrekking tot banketbakkers en suikerbakkers.