crumble
  • crum·ble
enkelvoud meervoud
naamwoord crumble crumbles
verkleinwoord

de crumblem

  1. (voeding) een soort gebak, waarbij fruit wordt gemengd met kruimeldeeg
     Apple crumble: het ideale toetje in een gourmetpannetje. Tip: geen kaneelsuiker in huis? Meng dan 1 tl kaneel met 4 el kristalsuiker.[2]
     Dan gaat het fruit grof gesneden in de bakvorm, vervolgens de marshmallows erbij. ,,Het lekkere daaraan is dat het in de oven een beetje gaat smelten’’, zegt Jansen. Tot slot voegt hij er nog wat pecannoten aan toe. ,,En daarover gaat de crumble.’’[3]
     ,,Met een mislukt bananenbrood kun je nog best veel. Je kunt er een crumble van maken en ermee ontbijten, of een stukje grillen met stukjes chocola erop. Dan heb je een kleine snack. Van droog bananenbrood kun je zelfs nog granola maken.”[4]
  1. crumble op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Wat Eten We Vandaag: Apple crumble in een gourmetpannetje” (05-12-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Koken met Blik: toetjestip – deze fruitcrumble maak je in een handomdraai” (10 apr. 2020), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Alice Boothby en Ellen den Hollander
    “Heel Holland bakt er niks van: hotline voor prutsende thuisbakkers” (20-04-2020), Tubantia


  • crum·ble
vervoeging
onbepaalde wijs to  crumble 
he/she/it  crumbles 
verleden tijd  crumbled 
voltooid
deelwoord
 crumbled 
onvoltooid
deelwoord
 crumbling 
gebiedende wijs  crumble 

crumble

  1. onovergankelijk in kruimels uiteenvallen, verkruimelen [2]
  2. onovergankelijk uit elkaar vallen
  3. onovergankelijk, (figuurlijk) ineenstorten, ten onder gaan
  4. overgankelijk kruimels maken van, verkruimelen [1]
enkelvoud meervoud
crumble crumbles

crumble

  1. (voeding) crumble, soort van Britse kruimeltaart
  1. crumble, Online Etymology Dictionary