crumble
- crum·ble
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crumble | crumbles |
verkleinwoord |
de crumble m
- (voeding) een soort gebak, waarbij fruit wordt gemengd met kruimeldeeg
- ▸ Apple crumble: het ideale toetje in een gourmetpannetje. Tip: geen kaneelsuiker in huis? Meng dan 1 tl kaneel met 4 el kristalsuiker.[2]
- ▸ Dan gaat het fruit grof gesneden in de bakvorm, vervolgens de marshmallows erbij. ,,Het lekkere daaraan is dat het in de oven een beetje gaat smelten’’, zegt Jansen. Tot slot voegt hij er nog wat pecannoten aan toe. ,,En daarover gaat de crumble.’’[3]
- ▸ ,,Met een mislukt bananenbrood kun je nog best veel. Je kunt er een crumble van maken en ermee ontbijten, of een stukje grillen met stukjes chocola erop. Dan heb je een kleine snack. Van droog bananenbrood kun je zelfs nog granola maken.”[4]
- Het woord crumble staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ crumble op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Wat Eten We Vandaag: Apple crumble in een gourmetpannetje” (05-12-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Koken met Blik: toetjestip – deze fruitcrumble maak je in een handomdraai” (10 apr. 2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Alice Boothby en Ellen den Hollander“Heel Holland bakt er niks van: hotline voor prutsende thuisbakkers” (20-04-2020), Tubantia
- Geluid: crumble (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- crum·ble
- Van Angelsaksisch crymelan. Verwant met Nederlands kruimelen.[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to crumble |
he/she/it | crumbles |
verleden tijd | crumbled |
voltooid deelwoord |
crumbled |
onvoltooid deelwoord |
crumbling |
gebiedende wijs | crumble |
crumble
- onovergankelijk in kruimels uiteenvallen, verkruimelen [2]
- onovergankelijk uit elkaar vallen
- onovergankelijk, (figuurlijk) ineenstorten, ten onder gaan
- overgankelijk kruimels maken van, verkruimelen [1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
crumble | crumbles |
crumble
- (voeding) crumble, soort van Britse kruimeltaart