• ver·krui·me·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkruimelen
verkruimelde
verkruimeld
zwak -d volledig

verkruimelen

  1. overgankelijk tot kruimels maken
    • Ze verkruimelde wat geroosterd brood en paneerde het vlees ermee. 
  2. ergatief tot kruimels worden
    • De koekjes waren helemaal verkruimeld. 
  3. (figuurlijk) helemaal vernietigen
     Katarina Palm, als zij het was, deed er minder dan tien minuten over om hem te verslaan en zijn ingebeelde genialiteit te verkruimelen.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be